De werkloosheidskosten voor de hele sector primair onderwijs zijn de laatste jaren gestegen, waardoor scholen een hoge premie moesten betalen. Met de modernisering van het Participatiefonds, die op 1 augustus 2022 is ingegaan, willen de sociale partners actiever inzetten op het voorkomen van werkloosheidskosten. Daarnaast moet een financiële prikkel de werkloosheidskosten gaan beperken.
In de ‘oude’ systematiek bepaalde het reglement van het Participatiefonds of werkloosheidskosten werden vergoed aan het schoolbestuur. Dit reglement was complex en veroorzaakte flinke administratieve lasten, omdat er veel documentatie moest worden toegestuurd aan het Participatiefonds. In de nieuwe systematiek, dat wil zeggen, voor ontslagen waarbij de laatste dag van de arbeidsovereenkomst op of na 1 augustus 2022 valt, geldt het nieuwe reglement Participatiefonds. Dit reglement is minder complex en gaat uit van het principe dat ieder schoolbestuur de verantwoordelijkheid heeft om de eigen werkloosheidskosten beperkt te houden.
Ieder schoolbestuur betaalt standaard een eigen bijdrage van 50% bij elk ontslag dat tot werkloosheidskosten leidt. Een schoolbestuur hoeft hier geen vergoedingsverzoek voor in te dienen. Alleen wanneer het ontslag voldoet aan één van de beëindigingsgronden in het reglement en het schoolbestuur voldoet aan de inspanningsverplichting om het ontslag te voorkomen kan het schoolbestuur een verzoek indienen om de eigen bijdrage te verlagen tot 10%. De beëindigingsgronden voor het verlagen van de eigen bijdrage zijn beperkt, waardoor in vrijwel de meeste gevallen sprake zal zijn van een eigen bijdrage van 50%. In uitzonderlijke gevallen kan deze bijdrage 0% zijn, wanneer bij ontslag op verzoek van de werknemer werkloosheidskosten ontstaan.
De financiële verplichtingen voor schoolbesturen uit hoofde van WW-uitkeringen (en uitkeringen van de bovenwettelijke WW) vallen onder richtlijn 271 Personeelsbeloningen van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Vanaf het moment dat het dienstverband is geëindigd kan een voorziening voor WW (en BWW)-kosten aan de orde zijn. De voorziening moet worden berekend per individuele ex-werknemer. Dat betekent dat het schoolbestuur beoordeelt voor welke ontslagen op balansdatum (31 december) de kosten onder het nieuwe reglement van het Participatiefonds ten laste van het schoolbestuur komen. Van deze ex-werknemers maakt het schoolbestuur vervolgens een inschatting van de duur en de hoogte van de WW- en eventuele BWW-uitkering. Daarbij wordt rekening gehouden met het percentage waarvoor je als schoolbestuur moet bijdragen in de WW-lasten (0%, 10% of 50%)
Zorg dat je goed op de hoogte bent van lopende verplichtingen in het kader van ontslag. Het Participatiefonds krijgt informatie over uitkeringen van het UWV en van WWplus. Als schoolbestuur kun je dit inzien via Mijn Participatiefonds. Vanwege de doorlooptijd bij UWV/WWplus kan het tot oktober duren voordat de eerste uitkeringen die ontstaan op basis van het nieuwe reglement, hier in komen te staan. Controleer de uitkeringen en maak tijdig bezwaar als deze niet correct zijn. Verder is het belangrijk om te weten of er naast de WW-uitkering een bovenwettelijke WW-uitkering wordt verstrekt en wat voor soort uitkering dit is. Het kan namelijk een aanvulling op de WW-uitkering gedurende de WW-periode zijn, maar het kan ook zijn dat de uitkering aansluitend is en hierdoor over een langere periode loopt. De verplichting kan daardoor dus hoger zijn of lastiger in te schatten door een langere duur. Waar het tot en met 2021 maar beperkt voorkwam dat een schoolbestuur in het primair onderwijs een voorziening WW/BWW in de jaarrekening had staan, zal dit nu in veel meer jaarrekeningen een terugkerende voorziening zijn.